woensdag 28 november 2012

Krimp-Markt?


Het einde van het jaar nadert alweer en dus is het opnieuw flink  raak met reclamespotjes van ziektekostenverzekeraars. Ik maak me sterk dat binnenkort dr. Luijks ook weer een keertje voorbij komt…
De kosten in de zorg zijn dagelijks nieuws, zeker na het verhitte debat over de inkomensafhankelijke premie. Kern van het vraagstuk lijkt: hoe houden we de kosten binnen de perken?

De vraag waar ik niet uitkom is hoe deze kerndoelstelling van beperking en krimp zich verhoudt tot het bepleiten van (meer) marktwerking. Die combinatie geeft op zijn minst een paar rare effecten:
Marktdenken levert Klanten op die ‘waar voor hun geld willen’. Opticiens spelen daar nu handig op in met de boodschap: ‘Kijk snel of u nog recht heeft op een gratis bril!’. Die bril lijkt voor de individuele afnemer misschien gratis, maar wordt natuurlijk linksom of rechtsom gewoon betaald. Als iedere calculerende consument  de oproep volgt gaan de totale zorgkosten daarmee omhoog en niet omlaag…

Ook ziektekostenverzekeraars verleiden hun Klanten met ‘waar voor je geld-boodschappen’: Stel je eigen pakket samen! (bv geen kraamhulp meer als je al (genoeg) kinderen hebt..). Kom bij ons selecte voordelige gezelschap! (Polis voor Hoog Opgeleiden…). Ontvang je premie deels terug als je geen kosten maakt! (Alleen lage risicogroepen verzamelen…). Prima idee voor hen die ervan kunnen profiteren. Maar wat als dit een structurele verdeling wordt? De ‘Markt’ wordt dan aan de bovenkant laagje voor laagje afgeroomd. Alle solidariteit wordt eruit geknepen, net zolang totdat er een groep van ‘moeilijk  verzekerbaren’ overblijft waar geen enkele verzekeraar in geïnteresseerd is. De kans zal toenemen dat die zich helemaal niet meer verzekeren, omdat voor hen de premie uiteindelijk ongetwijfeld onbetaalbaar wordt. Is het weigeren van zorg aan hen dan het middel om de uiteindelijke doelstelling te realiseren? Hoe krijgen we anders de zorgkosten omlaag?
Maar het wonderlijkst vind ik toch het basis-idee dat Martkwerking zal bijdragen aan Krimp. In eerste instantie lijkt het Markt-argument gevoed door het bekende ‘ondernemers-optimisme’: Zie Problemen als een Uitdaging! In essentie is Marktdenken in de zorg het vervangen van ‘Zorgkosten’ als Probleem door ‘Zorgomzet’ als Uitdaging. Als ziekenhuizen zich gaan gedragen als goeie ondernemers zullen ze effectiever en efficienter gaan werken. Beloning voor dat gedrag is…. Meer omzet! Per ziekenhuis levert dat wellicht voordeel op: goede zorg tegen acceptabele kosten. Maar als het in de volle breedte ‘lukt’, dan zal deze branche als geheel natuurlijk snel groeien. Goed voorbeeld doet goed volgen, dus als het ondernemerschap aanstekelijk werkt kan iedereen succesvol Zorgondernemer worden. Hoera! Of niet? De Omzet in het Martkdenken is immers toch nog steeds precies gelijk aan de Kosten in de oorspronkelijke formulering?  En die zou dan gaan dalen? Welke Markt krimpt er nu vrijwillig? In welke Winkel hoort de klant: 'We verkopen het wel, maar u krijgt het niet, want dan loopt de totale omzet in onze branche teveel op…'. Bestaan er soms succesverhalen van vrolijke ondernemers die in snel tempo gezamenlijk de markt laten slinken en terugbrengen naar een nivo van decennia geleden?

Voorbeelden van jarenlange Marktwerking die tot uiteindelijk tot krimp leidt zijn er natuurlijk best. Enorme Krimp zelfs. De Bankencrisis en de Vastgoedcrisis zijn de meest recente….  Maar het lijkt me toch stug dat dat de Krimp is in de Zorgmarkt die we voor ogen hebben. Hoewel….
Nog een bericht in de krant van vandaag: Ook aan de onderkant van de 'markt’ lijken kansen te liggen voor zorg-ondernemers.  Zorgverzekeraar Zorgeloos (ik verzin het echt niet) biedt polissen aan waarin je het eigen risico  kunt afkopen. Een ‘uitkomst voor chronisch zieke’, meldt de kop. Aan het eind van het artikel nog een kleine kritische noot: ‘ASR (waar de verzekeringen worden ondergebracht) is niet bang dat de polis ‘alleen maar slechte risico’s zal aantrekken’,  zegt het bedrijf, omdat het zich vooral richt op internet en bijvoorbeeld adverteert op radiozenders voor een jonger publiek zoals 538…’

Ik denk echt niet dat de verkopers van deze polissen op torenhoge  targets staan en er binnen ‘Zorgeloos’  een bonuscultuur heerst. En ik heb geen idee of je dit soort polissen ook kunt ‘versnijden tot ogenschijnlijk aantrekkelijke Zorg-AAA-pakketjes’, maar de analogie met de verkoop van subprime-hypotheken schiet mij wel verdacht snel te binnen….
De Zorgkosten zijn ons gezamenlijke probleem. Dat zullen we gezamenlijk moeten oplossen. Als burgers. Marktwerking lijkt er een individuele uitdaging van te maken. Van individuele Klanten en van individuele Ondernemers. Dat kan natuurlijk, maar daar is misschien Zorg net te kostbaar voor….

 P.S. Ik bleek niet de enige die verbaasd was over het initiatief van Zorgeloos. Al na 1 dag is de stekker eruit getrokken...

zondag 28 oktober 2012

Postcode Loterij?


Uit de speltheorie is bekend dat een loterij populairder wordt naarmate de hoofdprijs groter is. We doen liever mee wanneer we een hele kleine kans maken op een extreem hoog bedrag, dan wanneer de kans om een ‘bescheiden’ hoofdprijs te winnen een stuk hoger is. We realiseren ons kennelijk wel dat de kans dat we winnen zeer gering is, maar de aantrekkingskracht gaat uit van de irreële, maar hoopvolle gedachte ‘stel je nu eens voor dat…’
Na een paar decennia neoliberalisme lijkt onze hele samenleving steeds meer op zo’n loterij.  Het geld verzamelt zich in alsmaar groter wordende hoeveelheden bij een alsmaar kleiner wordend deel van de bevolking. ‘Plutocrats, the rise of the new global super-rich and the fall of everyone else’ heet het boek dat Allen Lane erover schreef. Dat dit nog steeds niet tot woedende opstanden en sociale ontwrichting heeft geleid is misschien wel te danken aan dat ‘loterij-effect’. De typische American Dream gedachte steunt immers op dezelfde principes. De top is smal, maar iedereen heeft kans om er te komen. Van krantenjongen tot miljonair. De helden van de samenleving zijn de succesvolle bestijgers van de sociale ladder. Voorbeelden daarvan doen het nog steeds goed in de reclame, de film of de politiek. Dat het er steeds minder zijn lijkt niemand te deren. De kansen bij de start zijn immers, net als bij een loterij, voor iedereen gelijk. Of niet?
Paul Verhaeghe beschrijft in zijn boek 'Identiteit' (lees dat boek!) prachtig dat het bieden van gelijke kansen (terecht) een prominente doelstelling is geweest bij de emancipatie van achtergebleven bevolkingsgroepen. Niet het feit of je geboren wordt in een rijke, welvarende familie, maar de vraag of je talent hebt om iets toe te voegen aan de samenleving, bepaalt je mogelijkheden. Toegang tot (hoger) onderwijs maakt dat vanuit alle lagen in de bevolking het beste uit mensen naar boven kan worden gehaald. Dat is de mooie verdienste van een meritocratie. Op dit moment maken we echter kennis met een doorgeschoten variant daarvan: de ‘Enron-maatschappij’ waarin iedereen zich in een voortdurende onderlinge competitie bevindt. Een levenslange ratrace naar individueel succes.
Die ontwikkeling heeft zeker niet geleid tot de ‘klasseloze’ samenleving waarin iedereen zich vrij kan bewegen op de sociale ladder. Er blijken steeds duidelijker scheidslijnen te lopen tussen de verschillende lagen. Wat we eten , welke tv-zenders we kijken, welke namen we onze kinderen geven  en vooral waar we wonen geeft akelig precies aan tot welke groep we behoren. Bovendien wordt er ook ‘strategisch getrouwd’ binnen de eigen klasse (Jan Latten en Willem Botermans, vk 27 okt). Allemaal om de kansen voor ‘de onzen’ groter te maken en groter te houden.
Zo wordt de loterij op zijn minst een Postcode-Loterij…
En nog los van de vraag of de kans bij de start werkelijk voor iedereen hetzelfde is, schuilt er in onze maatschappij nóg een addertje onder het gras. Want ben je bij een loterij geheel afhankelijk van de trekking door de notaris, binnen het moderne ‘succes-is-een-keuze-paradigma’ heb je je Lot letterlijk zelf in eigen hand! Niet een ander, maar alleen jijzelf bepaalt of je lot winnend is. Alles is immers mogelijk, als je er maar werkelijk voor gaat…
De gevaarlijke achterkant van de Loterij-gedachte is dat we ons geen zorgen hoeven maken om de verliezers. Als de kansen voor iedereen gelijk heten te zijn en je bovendien zelf grote invloed hebt op je Lot, dan is de enige boodschap voor hen die nog niet wonnen: blijven proberen! Nieuwe ronde, nieuwe kansen. Ontdek je ware talent, zet je schouders eronder en ga ervoor!
Onze branche doet er vrolijk en stevig aan mee als we niet uitkijken…
 

vrijdag 5 oktober 2012

Hoe word ik een Goeroe? (Modellenbingo 4)


De workshops die ik regelmatig geef over de Modellenbingo, hebben altijd als ondertitel: Hoe word ik mijn eigen Goeroe? De toon ervan is (dat zal niemand meer verbazen) ironisch en luchtig. Dat heeft alles te maken met mijn gezonde argwaan tegen de pretenties van de meeste Management-Goeroes en hun modellen. Met hun zelfgekozen venster op de werkelijkheid gaan ze het liefst alle voorkomende communicatie- leiderschap- of andere organisatieproblemen te lijf.
 
Immers: ‘Voor Jantje met zijn nieuwe hamer is alles een spijker’.

Minstens zo irritant is het verdienmodel waarmee de eigenaren van succesvolle Modellen hun geld bij elkaar harken. In vrijwel alle gevallen schuilt de kern in een soort ‘licentie-stapeling’: Bij de Stijlen of Types die zijn gecreëerd hoort immers altijd een Test die uitwijst tot welk Type je behoort. Een Test die uiteraard per keer gekocht moet worden (meestal voor trainers en coaches geen probleem, omdat ze die prijs al dan niet met opslag doorberekenen aan hun klanten). Maar natuurlijk moet je als trainer wel over een licentie beschikken om de Test te mogen afnemen en de uitslag te kunnen interpreteren.

Wat een verrassing: er zijn (kostbare) licentie-trainingen te koop, waarin je volledig wordt ingewijd in de geheimen van het Model en de Test. In de slimste constructies moet je vervolgens als trainer aantonen dat je genoeg ‘Vlieguren maakt’ (lees: Testjes koopt/verkoopt) om je licentie te behouden. Anders loop je de kans dat je opnieuw een training moet volgen…

Tot slot is er vaak een optie om ‘hogerop’  te komen in de Goeroe-hiërarchie. Van Practitioner naar Master, al dan niet via de nodige, middels steeds duurder wordende trainingen te verwerven, tussenstappen… Lonkend perspectief is de positie waarin je als Master zelf weer licentie-trainingen kunt gaan geven aan nieuwe volgers. Niet zelden geeft het aanbrengen van nieuwe deelnemers voor de ‘Basistraining’  je grote korting bij het zelf volgen van de Master-opleiding. In de tenenkrommendste varianten is het aanbrengen van nieuwe deelnemers zelfs een vereiste om mee te mogen doen.

Ik zeg niet dat al die constructies bedenkelijke Piramide-spelen zijn, maar het lijkt er vaak wel verdacht veel op…

Met de Modellenbingo in de hand weten we inmiddels hoe eenvoudig het is om zelf een Model te bouwen en verhaaltjes te bedenken bij de verschillende Types. Wat nog ontbrak was een goeie bijbehorende Test. Gelukkig is daarvoor op internet gratis en voor niets eenvoudige software beschikbaar (het verdienmodel zit daar uiteraard in de upgrades die je kunt kopen...)

Dus daarom deze keer stap 3 op weg naar het Goeroe-schap: Maak je eigen Test! Verzin bij de twee assen uit je model een serie stellingen waaruit gekozen moet worden en waardoor de invuller steeds punten scoort op 1 van beide polen. Maak als uitslag van de test een korte beschrijving per Type en vul dat aan met ‘tips’, waarvoor je de ingrediënten haalt uit het schuin tegenoverliggende kwadrant (denk aan de Uitdaging van Ofman). Appeltje eitje en alweer ontzettend leuk om te doen.

Ter inspiratie: Doe de test die ik recent maakte voor een nieuw programma bij de Baak over Invloed in complexe situaties. En verbaas je erover hoe grappig het is om te merken dat de uitslag ‘klopt’, terwijl we natuurlijk inmiddels weten dat we er echt alleen maar uitkrijgen wat we er zelf instoppen. Een test heeft nu eenmaal een geheimzinnige kracht, alsof het iets onthult dat je van jezelf nog niet wist. De omweg van de stellingen en de score die onzichtbaar op de achtergrond meeloopt, werkt als een mysterieuze quasi-wetenschappelijke mist waardoor je blij verrast bent dat daaruit opeens een helder herkenbaar beeld van jezelf opdoemt.

Andersom zou natuurlijk ook kunnen: Meteen de types verklappen inclusief hun beschrijvingen en vervolgens slechts 1 vraag stellen: In welk type herkent u zich het meest?

Dat zou wel zo eerlijk zijn, maar het is een stuk minder spannend. En er valt geen verdienmodel op te bouwen….

Leren werken met de modellen en testjes die anderen hebben bedacht is natuurlijk prima. Maar het zelf bouwen van een model en het bedenken van relevante stellingen waarmee je een eigen bijbehorende test kunt maken is van een andere orde. Mijn overtuiging is dat je op die manier een dieper inzicht krijgt in het thema dat je gekozen hebt, waarbij je tegelijkertijd een prettige relativering behoudt omdat je volledig weet hoe het ‘achter de schermen’  werkt. Het hele bouwwerk is en blijft niet meer en niet minder dan een slim gekozen constructie. En vooral die relativering mis ik bij de gevestigde Goeroes.

Kortom: De weg naar je eigen Goeroe-schap ligt nu definitief geheel open. Doe er je voordeel mee en stuur even een cc-tje als het aantal licenties dat je hebt verkocht de 100 gepasseerd is. Dan beloof ik dat ik er een relativerende Blog aan wijd….

woensdag 19 september 2012

Loser?

Gister werd ik gebeld door een journalist van Trouw. Vraag was of iemand namens de Baak wilde reageren op het nieuws dat Ton Büchner, de topman van Akzo Nobel, tijdelijk terugtreedt vanwege oververmoeidheid.  Voorafgaand aan dat gesprek had ik al even gegoogled en gezien dat de koers van Akzo Nobel binnen een uur na het persbericht al scherp gedaald was. Ook de eerste internetkoppen hadden als teneur dat dit bericht een risico, een bedreiging vormde voor de onderneming en de aandeelhouders. En dat de topman kennelijk was ‘bezweken onder de druk’ terwijl hij toch bestand zou moeten zijn geweest tegen de eisen die het CEO-schap van een beursgenoteerde onderneming aan je stelt.
Vandaag werd op een beleggerssite al meteen de stelling gelanceerd dat Ton Büchner maar beter helemaal thuis kan blijven…

Tegelijkertijd kreeg ik de tip om de laatste aflevering van VPRO’s‘Boeken’ even terug te kijken. Wim Brands sprak daarin met Paul Verhaeghe over diens laatste boek ‘Identiteit’. Verhaeghe beschrijft de schadelijke achterkant van onze hedendaagse ‘Enron-cultuur’ waarin iedereen in een voortdurende concurrentiestrijd wordt uitgedaagd om het beste uit zichzelf te halen. Keerzijde is een toenemende eenzaamheid, een sterker wordend gevoel van ‘er niet toe doen’, als het je niet lukt om succesvol te zijn. Onze hele maatschappij raakt doordrenkt van het idee dat succes maakbaar is en falen dus een kwestie van Eigen Schuld is. Verhaeghe: ‘In Vlaanderen is ‘Loser!’ het meest gebruikte scheldwoord onder kinderen van 7 tot 12 jaar.’

Ik vermoed dat dat in Nederland niet anders is.

En dat is dus wat er gebeurt: Een open en eerlijk bericht over de toestand van de topman van Akzo Nobel wordt binnen no-time uitgelegd als een teken van zwakte, als de vervelende oorzaak van (koers-)verlies van een half miljard euro en als een risico voor het succes van de onderneming. Op het schoolplein van internetsites wordt vervolgens onmiddellijk een conclusie getrokken: Loser!

Voorafgaand aan het uitdoen van het persbericht is er ongetwijfeld een moment van overleg en afweging geweest binnen Akzo Nobel. Wat brengen we naar buiten? Welke reacties zal dat oproepen?  Laten we het daarvan afhangen of en wat we melden over de situatie van Ton?

De keuze om ‘gewoon te vertellen hoe het zit’ zal ongetwijfeld voor- en tegenstanders hebben gekend. De tegenstanders houden vandaag wellicht de kranten met de beurskoersen omhoog: ‘Heb je nou je zin? Ik zei toch dat we het niet moesten doen?’ 

Te vrezen valt dat dit voorbeeld de komende tijd weinig navolging zal krijgen en dat (nog) voorzichtiger omgegaan wordt met het naar buiten brengen van wat er werkelijk aan de hand is.

Te hopen valt dat we op langere termijn terug kunnen kijken op deze case, als een eerste teken van verandering. Een eerste moedige poging om niet te buigen voor die korte termijn reacties, maar te handelen vanuit de overtuiging dat eerlijkheid en transparantie, ook en juist op dit soort onderwerpen, de betrouwbaarheid op lange termijn vergroot en daarmee de continuïteit van een onderneming dient.
 
De toekomst zal uitwijzen of Ton Büchner dan nog steeds de Loser is waarvoor hij nu zo kortzichtig wordt uitgemaakt...

donderdag 23 augustus 2012

Patroonherkenning (Modellenbingo 3)

Dat ons vak bol staat van de Modellen is geen nieuws. Vooral de 2-assen-4-kwadranten-versies zijn populair, ik schreef er al eerder over. Allemaal niet zo erg als je ze maar met de nodige luchtigheid weet te relativeren. Want het vervelende van de 2-assen-4-kwadranten-modelletjes is dat ze de inhoud al vastleggen. De modelbouwer heeft bepaald welke assen relevant zijn (en dus ook welke niet). Je bekijkt de werkelijkheid door een heel beperkte bril, die je ook nog eens door een ander wordt opgezet. Eigenlijk is het niet eens een bril, maar een set oogkleppen…

Hetzelfde geldt voor de ‘typologie-indelingen’. Ook daar krioelt het van. En al ontstijgen ze vaak de 4 kwadranten, er is altijd een beperkte set van mogelijkheden om uit te kiezen. Een vragenlijst bepaalt tot welk type je behoort, of wat je ‘persoonlijk profiel’ is als combinatie van de verschillende types. Bekende voorbeelden zijn de 9 typen uit het Enneagram, de Waardenkleuren uit Spiral Dynamics (en daarvan afgeleide varianten als Management Drives, WaardenManagement etc), de Denkhoeden van de Bono, of de Teamrollen van Belbin.

Maar stel nu dat ik mezelf, op basis van zelfkennis en feed-back van anderen, zou omschrijven als een typische ‘Cameraman’. Nooit op de voorgrond in groepen, maar wel alles goed registrerend. Met het vermogen om in te zoomen op details, maar ook in staat om in een ‘totaalshot’ het hele plaatje te overzien. En met oog voor perspectief, voor het effect van verschillende standpunten en invalshoeken. Klinkt best aannemelijk, toch?

Het probleem is dat een trainer/coach bij het lezen van de uitslag van mijn ‘Belbin-test’ nooit verbaasd zal uitroepen: ‘Niet te geloven! Je valt buiten de beschreven rollen en je blijkt een echte Cameraman!’ Dat kan niet. De Cameraman is als optie niet in het model gestopt en kan er dus ook nooit uitkomen. Ik zal het altijd moeten doen met een door Belbin voorgekookte rol als ‘Bedrijfsman’, ‘Waarschuwer’ of ‘Plant(!)’ of, als het model er echt geen chocola van kan maken, met een vage combinatie daarvan. Maar dan nog zal dat voor de ware Belbin-believer geen reden zijn om te twijfelen. Conclusie is dan waarschijnlijk: ‘Interessant, je bent aanspreekbaar op meerdere rollen’.

Leuker dan dit soort ‘Gesloten Modellen’ zijn daarom de ‘Open’ varianten.  Ze geven geen beperkte opsomming van typen of stijlen, maar zijn ‘slechts’ een instrument om je eigen type te definieren. Ze laten de inhoud over aan jou als gebruiker. Zo word je bij Kernkwaliteiten vanuit een zelfgekozen Kwaliteit door het model ‘geleid’ naar je Valkuil (doorgeschoten variant van) of Allergie (negatief tegenovergestelde van).

Het krachtigste voorbeeld van een ‘open’ model vind ik de ‘Archetypen’ van Senge. Hij beschrijft in zijn boek ‘De 5e Discipline’ een aantal veel voorkomende patronen in organisaties. In elkaar grijpende oorzaak-gevolg-relaties die ervoor zorgen dat problemen hardnekkig blijven terugkeren. Die patronen heeft hij gevisualiseerd en beschreven. Zo laat hij in ‘Afschuiven van de last’ zien dat het doen van logische en voor de hand liggende ingrepen het (onderliggende) probleem vaak juist versterkt. Het schieten in korte termijn oplossingen zorgt er immers voor dat de noodzaak om te onderzoeken wat er echt aan de hand is weer even verdwijnt.

Voorbeeld: als manager controleer je, om fouten te voorkomen, alle offertes voordat ze naar de klant gaan. Dat lijkt maar goed ook, want je vindt altijd wel wat! Je scherpe blik zorgt er helaas wel voor dat de hele afdeling erop vertrouwt dat jij alle onvolkomenheden, hoe klein ook, er wel uit zult halen. En dus blijven ze fouten maken...

Hoe succesvoller de korte termijn aanpak, hoe groter de remmende werking op de structurele oplossing. Het veroorzaakt een ‘verslavingscyclus’ van eeuwigdurend brandjes blussen. En helaas wordt de rol van ‘Brandweerman’ ook nog eens hogelijk gewaardeerd in de meeste organisaties. Veel managers, professionals en adviesburo’s ontlenen er met plezier en succes hun status aan...

Heb je eenmaal oog voor dit soort patronen dan vallen heel veel verschillende inhoudelijke vraagstukken opeens op hun plek. En het visualiseren en boven tafel halen van het patroon is een eerste waardevolle stap in het vergroten van de kans om het ooit te doorbreken. Arend Ardon schreef er recent een helder en praktisch boek over.

Systemisch kijken, patronen leren herkennen en terugkerende cirkels doorbreken. Dat is leren en veranderen van een andere orde. Natuurlijk vormt ‘systemisch kijken’ in zichzelf ook weer een aparte, beperkte bril. Maar dan wel een soort ‘multifocale’, waar je (ik) weer een tijdje mee vooruit kunt…

vrijdag 13 juli 2012

Morele crisis


‘Toezichthouder faalt’ is een krantenkop die bijna wekelijks terug lijkt te keren. Of het nu gaat om het toezicht op banken, pensioenfondsen, woningcorporaties, telecombedrijven, scholen, kinderopvang of ziekenhuizen. Het maakt niet uit. Als er ergens weer een nieuw schandaal opduikt wordt met de beschuldigende vinger steeds vaker naar De Toezichthouder gewezen.  In de parlementaire enquête naar de bankencrisis verbaasde het me al dat Nout Wellink (destijds directeur van DNB) er uiteindelijk in de publieke opinie slechter af leek te komen dan de gemiddelde bankdirecteur, of lid van de RvC van diezelfde banken. Iemand had het moeten zien aankomen, iemand had moeten ingrijpen. En omdat  De Toezichthouder speciaal daarvoor in het leven is geroepen, gaat veel aandacht uit naar deze sluitpost van de hele keten aan risicovolle ambities, beslissingen en transacties.


Het is alsof je je geweten, je moraal uitbesteedt aan een derde partij. Voor kleine kinderen is daar nog iets voor te zeggen. Zij hebben het, juist voor de vorming van een eigen geweten nodig om hun grenzen op te zoeken. Aan ouders en andere opvoeders de taak om die grenzen telkens liefdevol aan te geven. Net zolang tot de basis, de essentie daarvan geïnternaliseerd raakt en het kind zichzelf ‘tot de orde kan roepen’. Elke ouder hoort zichzelf daarbij vroeg of laat een aantal kernachtige clichés herhalen. Algemene spelregels die op tal van situaties toepasbaar zijn.  Zo hoef je niet elke keer uit te leggen wat wel en niet mag…


In het veld van toezichthouders bestaat een vergelijkbaar levendig debat over ‘Principle based’ toezicht ten opzichte van ‘Rule-based’. Liever geen onuitputtelijke lijst van regeltjes en procedures waarop gecontroleerd moet worden, maar heldere, robuuste principes die in de weerbarstige praktijk voldoende houvast bieden om je oordeel op te baseren. Een compacte set van vuistregels die behalve de toezichthouder ook elke werknemer, elke manager, elke directeur, elk lid van een RvC kan doorgronden en toepassen. Bedrijven en organisaties worden immers gerund door weldenkende volwassenen en niet door kleine kinderen, toch?


Recent bericht: Een chemisch bedrijf houdt zich jaar in jaar uit niet aan de wettelijke veiligheidseisen. Er blijken regelmatig zwaar giftige stoffen te lekken. De toezichthouder geeft na herhaaldelijk waarschuwen een boete. Het bedrijf blijkt zich te hebben verzekerd voor dit soort onkosten. De verzekeraar daagt de toezichthouder voor de rechter en wint, omdat er ergens procedurefouten zijn gemaakt, de zaak. Ze krijgen hun geld terug. De gemeenschap betaalt uiteindelijk dus de rekening. De krantenkop laat zich raden en gevraagd om commentaar laten betrokkenen slechts weten dat in hun ogen het recht heeft gezegevierd.


Als je werkelijk vindt dat alles geoorloofd is, zolang niet expliciet en op procedureel juiste wijze aangetoond wordt dat het strafbaar is, dan zit er ergens een moreel steekje los. Dan is er geen financiële, geen banken-, geen schulden- geen klimaat- en geen euro-crisis. Dan is er bovenal een morele crisis.


Misschien valt er iets te leren van de Sport. Natuurlijk is er ook daar wel eens commentaar op de ‘toezichthouder’ in de persoon van de doping-controleur. Maar de ijzeren volharding waarmee het Tourpeloton nu al jarenlang binnenstebuiten wordt gekeerd en het wederom verder opschroeven van het aantal dopingcontroles op de Olympische Spelen (tot ca 6000!) lijkt langzaam maar zeker zijn vruchten af te werpen. Het aantal ‘positieve gevallen’ daalt. Door zware druk van buitenaf wordt de topsport stap voor stap weer wat schoner. Toch is iedereen het over een ding eens: Sancties werken, maar de werkelijk ambitie om de sport weer gezond te maken moet van binnenuit komen. Van sporters, van ploegleiders, van de medische staf, van sponsors.


‘Als Lance Armstrong nu eindelijk toegeeft dat hij heeft gepakt, dan zouden we een tijdperk kunnen afsluiten en werkelijk met een schone lei kunnen beginnen’, was de verzuchting van een aantal wielercommentatoren. Zou hij het willen? Zou hij het kunnen? Zou hij het durven? Wie weet zou hij de eerste kunnen zijn van een hele reeks. Een rolmodel voor het doorbreken van Morele Crisis. Maar voorlopig spande ook hij slechts een rechtszaak aan tegen de Amerikaanse doping-toezichthouder Usada (die hij overigens verloor).


De Toezichthouder de schuld geven van misstanden in de branche is makkelijk en verleidelijk. Maar het ware Toezicht zit in jezelf. ‘Ik heb geleerd dat je nooit moet beleggen in dingen die je niet begrijpt’. Citaat van een waterschapspoliticus, die nog enigszins (maar tevergeefs) tegengas gaf toen het nutsbedrijf SNB zich op het gladde ijs van de derivatenhandel begaf, wat uiteindelijk leidde tot een verlies op de balans van 209 miljoen euro.


Als elke verantwoordelijke professional, manager, directeur of lid van de RvC op basis van dergelijke vuistregels zijn rug recht zou houden hebben we geen Toezichthouders nodig.


Tot die tijd moesten we er maar zuinig op zijn…

vrijdag 29 juni 2012

Baakopia


De Baak is ruim 60 jaar geleden opgericht om een nieuwe generatie leidinggevenden op te leiden. Met meer oog voor de ‘factor mens’ in organisaties: ‘The human side of enterprise’. Wanneer ik met deelnemers door ons pand in Noordwijk loop begint er vaak iemand spontaan te vertellen over een vader, oom, of opa (inderdaad: zelden een moeder of oma) die nog ‘wekenlang intern in Noordwijk’ heeft gezeten en daar met eerbied en heimwee over spreekt. Groep na groep werd er getraind, ‘gekneed’ naar het moderne beeld van ‘De Nieuwe Manager’. Het was een eer om namens je bedrijf geselecteerd te worden voor ‘de Baak’. En wanneer een organisatie om een of andere reden een jaar wat minder deelnemers had gestuurd, ging er een verontschuldigend telefoontje naar ons. (Ook wij denken er inderdaad wel eens met heimwee aan terug…)


Het pand aan de Astridboulevard paste perfect bij die opdracht: weg van de hectiek, in de rust en de ruimte van het nabije strand zicht krijgen op het Vak van Manager.


Tijden veranderen en Leren kreeg een steeds persoonlijker, individueler karakter. Niet het bedrijf waar je werkt bepaalt wat je als manager, als professional moet leren, maar het dwingende appel werd om ‘het beste uit jezelf te halen’. 'Jij bepaalt je eigen persoonlijke ontwikkeling. Ga op zoek naar onbenut potentieel, maak gebruik van je innerlijke vermogens en latente talenten'. Dat vraagt niet om ervaren docenten voor de groep, maar om speelse en uitdagende programma’s, waarbinnen je experimenteert, nieuw terrein verkent en nooit eerder bewandelde paden ontdekt. Zelflerend vermogen, Leren Leren, ontwikkeling ‘beyond knowledge’. We zetten het nog dagelijks in onze offertes.


Het Landgoed in Driebergen past perfect bij die opdracht. In een verrassende omgeving, omringd door Kunst en bijzondere architectuur, verdwaal je via de Learning Lane in een aantal hectare bos. Om er met onvermoede inzichten en hervonden energie weer uit te komen.


Hoe ziet het leren van de toekomst eruit? Het lijkt niet gewaagd om te concluderen dat de grenzen van organisaties vervagen, evenals de grens tussen werk en prive. Het aantal ZZP-ers groeit nog steeds en Het Nieuwe Werken maakt plaats, tijd en ruimte tot relatief onbelangrijke begrippen. Werken = Leren en Leren = Werken. Niet de organisatie is de norm voor wat er geleerd moet worden. Niet het individu is de norm voor wat er ontwikkeld kan worden. Maar de steeds diffusere relatie tussen organisatie en individu staat model voor hoe er geleerd gaat worden. Anytime, anywhere, anyplace.


Waarom dan nog aparte ‘Leer-Lokaties’? Waarom zou je bij de Baak niet kunnen Werken? Waarom zou je bij de Baak niet kunnen Wonen? Een fraai appartement aan het strand, gecombineerd met een ‘Hub’ voor zakelijke activiteiten, direct naast een ontmoetingsplaats voor ondernemers, kunstenaars, wetenschappers en andere enthousiastelingen. Waar? Noordwijk lijkt me een prima plek ;-) Paar aanpassingen en we transformeren het tot Baakopia. Kyteman heeft vast wel weer wat goeie tips….

vrijdag 15 juni 2012

Statusladder van het Schoolplein


Vorig weekend was ik bij een reünie van de middelbare school in Breda. Van nature ben ik niet zo’n reünie-type, maar een voormalig klasgenoot had via mail en LinkedIn ‘ons groepje’ van tevoren al benaderd om allemaal te komen.

We hadden afgesproken bij Het Hek. Wat al bijzonder was, want daar hadden we vroeger niks te zoeken. Die verzamelplek was voorbehouden aan het populaire  deel van de schoolbevolking. Wij bevonden ons destijds in een subcultuur van ‘volleyballende fietsvakantiegangers’ (braaf sportief), met uitstapjes naar de groep ‘NAC-bezoekende anti-elitairen’ (B-side Gymnasiasten). Een bescheiden, maar prima plek halverwege de Statusladder van het Schoolplein: een sociale ordening die meestal in de eerste week van de brugklas al ontstaat en is opgebouwd uit A-tjes, B-tjes en C-tjes. Het werkt als volgt:

De A-tjes vinden elkaar snel. Populair, graag gezien, knap, gewend aan aandacht en met een vanzelfsprekende aanwezigheid. A-tjes bepalen zelf wie er bij de A-tjes horen en vooral wie niet. Uitsluiting werkt immers statusverhogend. Heeft deze ‘kopgroep’ zich gezet, dan is er een hoge toetredingsdrempel. De A-status is een schaars goed.

Aan de andere kant van het spectrum verzamelen zich de C-tjes. De minder bedeelden, de muurbloempjes, de onzichtbare onopvallenden. Niemand ziet ze staan, maar ze herkennen zich moeiteloos in elkaars lot en schikken zich zonder verzet in hun lage status. Beter samen onderaan de ladder dan alleen.

Daartussen bewegen zich de B-tjes. De tussenklasse. Niet goed genoeg voor de top, maar duidelijk wel een treetje hoger dan de onderlaag. Waar ze niet bijhoren is duidelijker dan wat hen onderling bindt. Een divers gezelschap. Met de meeste bewegingsruimte. Je kunt als B-tje met een beetje mazzel prima ‘on speaking terms’ blijven met iedereen, ook met de A-tjes. Als je ze maar met een paar goed getimede complimentjes hun status gunt. En de C-tjes zullen je natuurlijk graag ontvangen. Eindelijk bezoek uit een hogere klasse. Niet te vaak doen anders zuigen ze zich aan je vast en trekken je status naar beneden. Zo kun je als B-tje alle opties open houden en leer je meteen het Spel een beetje doorzien. Groepsdynamica voor beginners.

Dat is de harde wet van het schoolplein. En hij werkt door in ons vak. Vraag deelnemers van een trainingsgroep om zelf sub-/intervisiegroepjes te maken en je zult zien dat zich voor je ogen precies hetzelfde patroon voltrekt. Het interessante van ons vak is dat je er dan wel direct op kunt reflecteren, dat je met elkaar kunt onderzoeken wat er gebeurt en waarom. Niet zelden levert het heftige herkenningsreacties op van deelnemers die teruggaan naar… inderdaad: het Schoolplein.

Bij het betreden van ons eigen schoolplein viel me op hoe gemakkelijk we zelf weer terugschoten in ons scholierengedrag. En in de onderlinge sociale verhoudingen met de rest. Zo waren we opeens een lid van ons clubje kwijt. Bleek even ‘geclaimd’ door een A-tje en ‘mocht’ daarna weer terug naar ons groepje. Aan de andere kant hadden we een C-tje iets te enthousiast begroet en vroegen we ons even later (schaamtevol) af hoe we nu weer van hem af konden komen.

De harde realiteit van het schoolplein laat zich niet ontkennen of oplossen met mooie voornemens of valse beloftes. AleidTruijens schreef er ook al eens over in haar column. En de Statusladder kom je na je schooltijd met enige regelmaat weer tegen. Weten hoe het werkt geeft je wel de mogelijkheid om in een andere context het Spel slimmer te spelen en waar mogelijk te beïnvloeden in je eigen of andermans voordeel.

Oog hebben voor het patroon neemt de spanning niet weg, maar maakt het wel hanteerbaarder. Trainen gaat in essentie over het ontwikkelen van dat soort vermogens. Ik vermoed dat veel trainers een B-tjes achtergrond hebben…

vrijdag 1 juni 2012

Oppervlakkigheid is de nieuwe Diepgang

Het boek van Nicholas Carr ’het Ondiepe’ is geschreven als een stevige, gefundeerde waarschuwing tegen de effecten van veelvuldig internet-gebruik op ons brein. Kern is dat de vluchtige, springerige en ‘dwingende’ manier waarop internet en social media onze aandacht versnipperen, onuitwisbare sporen nalaat in de fysiologie van onze hersenen. We gaan er letterlijk anders door denken. Ons hele functioneren raakt erdoor beïnvloed. Ons vermogen tot langdurige concentratie neemt dramatisch af. Een boek lezen kost steeds meer moeite, bemerkte Carr uit eigen ervaring. We verliezen er daarom iets kostbaars mee, is zijn boodschap. Internet maakt ons misschien niet per se dommer, maar wel oppervlakkiger.

In een filmpje van EenVandaag is de reactie te zien van enkele bezoekers van zijn lezing in ‘het hol van de leeuw’: de social media club in Rotterdam. Samenvattend was hun oordeel: ‘interessante man die Carr, en hij heeft vast gelijk, maar What’s the Problem?’

Alessandro Baricco gaat in ‘De barbaren’ dan ook een stap verder dan Carr. Hij probeert dwars door zijn initiële, natuurlijke aversie tegen de oprukkende oppervlakkigheid heen, zicht te krijgen op het fenomeen, op het proces dat zich onstuitbaar voltrekt. Een proces waarin veel zaken die leunen op een lange traditie, op koestering van vakmanschap en ervaring vervangen worden door ‘plattere’ varianten daarvan. Zijn intrigerende boodschap is niet dat we ons moeten wapenen tegen de verderfelijke invloed van oprukkende, oppervlakkige ‘barbaren’. Onmogelijk. De mensheid zelf muteert langzaam naar een nieuwe ‘soort’. De ‘Barbaar’ ontwikkelt zich nu al in elk van ons. (In een interview met Frans Timmermans legt hij uit hoe zelfs de column-achtige opzet van zijn eigen boek en de door de uitgever gekozen titel ‘De barbaren’ (hij dacht zelf eerder aan ‘Mutanten’) Barbaarse manieren zijn om een breder lezerspubliek te bereiken.)

Voor de heersende generatie (lees: voor Nicholas Carr) is dat een zeer confronterend gegeven. Voor hen is Diepgang nog een voorwaarde voor Echtheid, Kwaliteit, Wijsheid etc. Oppervlakkigheid is als tegenovergestelde daarvan per definitie verwerpelijk.
Maar voor de nieuwe generatie ‘Barbaren’ zit alle betekenis, zit de essentie juist in voortdurende Beweging en Verbinding. Surfen aan de oppervlakte in plaats van een duik nemen in de Diepte.
Baricco (blz 106): ‘Het idee dat ‘begrijpen’ en ‘weten’ betekenen dat je diep in moet gaan op dat wat we bestuderen, tot we de essentie ervan bereiken, is een mooi idee dat aan het uitsterven is; daarvoor in de plaats komt de instinctieve overtuiging dat het wezen van de dingen niet een punt is maar een baan, dat het niet in de diepte verborgen zit maar aan de oppervlakte verspreid ligt, dat het niet binnen in de dingen schuilt, maar zich vertakt aan de buitenkant ervan, waar ze daadwerkelijk beginnen, dat wil zeggen overal’

Oppervlakkigheid is de nieuwe Diepgang.

Eerlijk is eerlijk: ook voor mij is dit een pijnlijke, moeilijk te verdragen conclusie. Om nog maar te zwijgen over de consequenties ervan voor ons Vak. Trainen zonder Diepgang. Nieuw in ons aanbod: ‘Oppervlakkig Leiderschap’. Oeps.

In navolging van Carr ‘dwing’ ik mezelf dan ook nog steeds regelmatig een Echt Boek te lezen om op die manier mijn aandacht enkele uren geconcentreerd te houden bij 1 thema. Inderdaad: een boek zoals dat van Baricco.

Aan de andere kant is het schrijven van dit soort Blogs daarover het perfecte bewijs voor de stelling dat ook in mij inmiddels een oppervlakkige Barbaar schuilt…

woensdag 16 mei 2012

Tragedie

Een paar weken geleden hoorde ik Boele Staal (voorzitter van de NVB), in een interview op radio 1 zeggen: ‘De bankiers zijn na het uitbreken van de crisis natuurlijk diep door het stof gegaan’.

‘O ja?’ zei ik hardop, alleen in mijn auto. ‘Waar en wanneer was dat dan? Daar had ik graag bij willen zijn!



Ook Hans Achterhuis verbaast zich in Filosofie Magazine over het gebrek aan ‘boetedoening’ door o.a. de financiële sector over de oorzaken en gevolgen van de crisis..
Het lijkt mede daarom dat elk signaal over het voortzetten van de bonus-praktijk, de graaicultuur, de terugkeer naar ‘business as usual’ steeds opnieuw op felle reacties stuit. Vandaag weer het bericht over gepensioneerde ING-directeuren die via de rechter indexatie van hun (riante) pensioenen eisen ter waarde van ettelijke miljoenen.

Natuurlijk zijn de banken niet de veroorzakers van alle ellende. Maar helemaal schone handen hebben ze ook niet. Eerlijke reflectie op hun rol in het geheel lijkt op zijn plaats. Het Sustainable Finance Lab  deed en doet een zorgvuldige poging om de totale context bloot te leggen waarin de crisis heeft kunnen ontstaan, met als doel om daar stevige, waar nodig radicale lessen uit te trekken. Maar ook dat is niet het platform gebleken voor bankdirecties om open en eerlijk verantwoording af te leggen.

Waarom wil ik (en met mij vele anderen) dat dan zo graag? Is het alleen maar om iemand de schuld te kunnen geven? Is het misplaatste rancune, omdat uiteindelijk iedereen, inclusief ikzelf, heeft meegesurfd op de golven van ongebreideld, utopisch marktdenken?

Vorige week was ik bij de toneeluitvoering van ‘De Prooi’ over de opkomst en ondergang van Rijkman Groenink bij ABN Amro. Ik verbeeldde me dat ik in de zaal twee soorten ‘lachen’ hoorde. Dat van bankiers en dat van hun klanten. Maar de lach was ook gezamenlijk. Zij aan zij in het publiek. Het was een mooie voorstelling, met alle kenmerken van een Griekse (!) Tragedie: Herkenbare personages die aan hun eigen karakterfouten ten onder gaan. Voor mij werkte die herkenning ‘verzachtend’. En via de rol van ‘coach Erik’ ook nog prettig ontnuchterend. Erik slaat net zolang coach-clichés uit, tot Rijkman Groenink er genoeg van heeft en hem wegjaagt. Toneel als spiegel van je eigen Vak. Toneel vanuit de oorspronkelijke doelstelling: Katharsis, loutering voor de toeschouwers. Als het die functie ook maar enigszins had voor de bankiers in de zaal is dat misschien de vorm die we nodig hebben. Theater als platform voor (openbare) reflectie.

Op de Learning Lane spelen  we waarschijnlijk ons eigen toneelstuk over het Trainersvak nog een keer.  Ik zie er naar uit. Hoe meer collega’s in de zaal, hoe beter. Met hen hebben we een aansluitende dialoog over de ‘mores’ van ons vak en over de grenzen die je stelt aan je eigen handelen.

Als ik onze bankiers iets gun is het dat: een theatrale setting die de dialoog over de ethische aspecten van het vak faciliteert. Met de Karakters zowel op het podium als in de zaal. De Baak is van oudsher een ontmoetingsplaats, een platform voor dialoog. Met de opening van het Maitland theater  in Driebergen is daarvoor een prachtig ‘decor’ bijgekomen.

Kortom: dit is een uitnodiging aan alle Bankiers om het podium te zoeken en te delen, om toeschouwer en actor tegelijk te zijn, om te komen Spelen met hun Vak. Het nieuwe theater van de Baak: Playground Maitland is beschikbaar!

donderdag 26 april 2012

We zijn ons verhaal

Voor ons vak maakt het nogal verschil hoe je tegen het ‘verschijnsel mens’ aankijkt. In een eerdere Blog: ‘Filosofie van het Trainen’ kwam ik in een snelle ordeningspoging al tot 6 behoorlijk uiteenlopende invalshoeken. Allemaal met hun eigen aanhangers, goeroe’s, modellen en boeken, maar vooral met hun eigen instrumentarium.
Is er eentje van waar en de rest niet? Dat lijkt me sterk. Of in elk geval lijkt het te vroeg voor een dergelijk stellig oordeel. Zijn ze allemaal een beetje waar? Ook dat is niet erg waarschijnlijk. Daarvoor zijn de verschillen weer te groot.


Als laatste en favoriete variant noemde ik onszelf een Verhaal. Rik Smits schreef een heel leesbaar boek (Dageraad: Hoe taal de mens maakte) over de cruciale rol die de ontwikkeling van Taal speelde in de geschiedenis van de mens. Taal gaf de mens een ‘binnenwereld’. Een oneindig intern universum van gedachten. Door Taal konden we met onszelf in gesprek. Eigenlijk zijn we in zijn ogen niets anders dan ‘naar binnen geslagen Taal’. We zijn een verhaal dat we over onszelf geconstrueerd hebben.

Onze hersenen lijken dat sowieso voortdurend te doen: verklaringen, verhalen maken bij onze gedragingen. Niet vooraf, maar achteraf. Als een soort ‘commentaar bij de wedstrijd’. Kort gezegd: we denken niet: ik ben bang, dus ik moet gaan rennen. Maar: mijn benen zijn aan het rennen, dus kennelijk ben ik bang. De lichamelijke ervaring gaat aan de ‘bedachte’ ervaring vooraf.

Over een langere periode zou eveneens kunnen gelden dat we ons Grote Verhaal, ons zelfbeeld, onze identiteit, construeren aan de hand van wat we onszelf allemaal hebben zien doen, hebben horen zeggen etc. We ordenen dat wat ons overkomt en dat waarover we zelf hebben besloten tot een eigen subjectief Verhaal. Achterom kijkend kunnen we constateren dat we ‘kennelijk iemand zijn die …. vindt, doet, voelt, teweeg brengt, over zichzelf afroept’ etc. En vanuit die wetenschap kunnen we plannen maken over wat we volgens onszelf niet meer of juist wel moeten gaan doen, vinden, voelen, proberen etc..

Terugkijkend zullen we soms een duidelijke rode draad vinden in ons Verhaal, maar daarnaast ook rare tegenstellingen, inconsistenties, elkaar tegensprekende verlangens, oordelen en ambities. We zijn, zover is duidelijk, een vat vol tegenstellingen, waaruit moeilijk te voorspellen is hoe we ons gaan gedragen in nieuwe omstandigheden.
Bovendien missen er soms belangrijke delen en doen we vaak verwoede onderzoekspogingen naar ons eigen verleden om er alsnog een compleet, samenhangend Verhaal van te maken. Programma’s als Spoorloos draaien erop. Mensen die op zoek gaan naar ‘de ontbrekende puzzelstukjes over zichzelf’ en dan ook nog vaak tot hele andere reconstructies komen dan ze vooraf vermoed hadden.
Andersom kunnen gebeurtenissen in het heden je dwingen om het beeld dat je had gemaakt van jezelf bij te stellen. ‘Ik begrijp nu pas waarom ik vroeger altijd zo… deed’. 

We zijn het verhaal dat we over onszelf aan onszelf vertellen.

Je identiteit is in mijn ogen niet iets dat je hebt meegekregen en dat onveranderlijk bij je blijft zolang je leeft. Teveel nadruk op onze gedetermineerdheid heeft als risico dat het onze verantwoordelijkheid ondergraaft.
Maar het is ook niet iets dat je geheel zelf vorm kunt geven. Daarin zit een valse belofte opgesloten die tot grote frustratie en tot veel onnodig verdriet kan leiden.
Het is veel meer een constructie waaraan we ons leven lang blijven knutselen. Die zich actief vormt onder onze handen, maar zonder dat we er ‘de baas’ over zijn.
Filosoof Peter Bieri (beter bekend onder zijn schrijversnaam Pascal Mercier) schrijft erover in zijn boek ‘Handwerk van de Vrijheid, over de ontdekking van de eigen wil’: ‘De toe-eigening van de wil wordt niet in gang gezet door een zelf dat er van tevoren al is. Integendeel, het zelf is iets wat zich pas door de toe-eigening ontwikkelt’.

Je Zelf, je Identiteit als proces. Als resultante van wat jij in jouw context meemaakt en in beweging zet. Als doorlopend product van onderzoek. Als telkens veranderende uitkomst van reflectie op reflectie.
Je eigen Verhaal construeren, vertellen, opschrijven, lezen, onderzoeken, vergelijken en delen met anderen, herschrijven, omkeren, teruglezen, bijwerken zonder dat het ooit af komt.

Mensen helpen en aanmoedigen bij dat proces. Voor mij gaat ons vak daarover.

donderdag 19 april 2012

Trainings-Acteur

Dit weekend stond ik voor het eerst op de planken. Als acteur. Na lang aarzelen en na veel aandringen van vrienden en bekenden ben ik lid geworden van Intra Mintra, een toneelvereniging in Utrecht, waar een goede vriend en oud-collega al jaren speelt.
Ik viel met mijn neus in de boter, want het eerste stuk dat gepland stond zou gaan over Teambuilding. Via improvisatie-repetities wilde de regisseur komen tot een ‘montage-voorstelling’ over de wondere wereld van de ‘bedrijfstrainingen’.
Bingo, we konden dus ook nog eens input leveren voor het script. En daarmee doen wat ik het allerleukst vind: met een kritische knipoog reflecteren op ons Vak.

Het is een heerlijke voorstelling geworden, opgevoerd voor een zaal vol met vrienden, die allemaal wel eens een training hebben gevolgd en (oud-)collega’s, die allemaal wel eens een training hebben gegeven.
Beide groepen vonden de scenes heel herkenbaar. Waarbij de ‘trainers’ meestal opmerkten dat we het natuurlijk wel schromelijk overdreven hadden, terwijl de ‘deelnemers’ enthousiast uitriepen: ‘Zo gaat het Echt!’.

Natuurlijk is het vrij eenvoudig om het hele trainersvak belachelijk te maken. Beetje jargon, beetje uitvergroten: veel meer is er niet voor nodig. Dus om te voorkomen dat het een eenzijdig beeld zou oproepen, zat er als tegenwicht een mooie serieuze scene in, die rechtstreeks uit de praktijk kwam: hoe ga je als trainer om met een deelnemer die niet uit vrije wil is gekomen, maar ‘gestuurd’ is door de baas? Tot onze verbazing leverde de start van die scene ook de nodige lachsalvo’s op. Kennelijk was alleen al de context van het theater genoeg om ook een ‘normale’ trainingssituatie te transformeren tot een hilarisch tafereel. De scheidslijn tussen vakman en charlatan is waarschijnlijk dunner dan we zelf in de gaten hebben.

Als trainer ben je behoorlijk vrij in het scheppen van je eigen compacte universum. Een training is, juist vanwege de aard van het vak een ‘besloten’ aangelegenheid. Het onttrekt zich meestal aan de waarneming van buitenaf. Dan ontstaat ook het risico dat er te weinig gezonde relativering op losgelaten wordt.

‘Ik heb enorm gelachen, maar ben ook wel aan het denken gezet over mijn eigen trainers-praktijk’ zei een collega na afloop. Da’s mooi. Daar was het mij ook een beetje om te doen.
Het toneel als transparant podium voor een vak dat gebaat is bij wat  meer openbare reflectie.

‘Eigen zijn jullie een stelletje nestbevuilers’ zei een andere collega. Da’s ook waar. Maar zelfs dat beschouwde ik als een compliment. Want om je Vak op een prettige manier te kijk te zetten, moet je er wel degelijk echt van houden.

En uiteindelijk is trainen natuurlijk ook een soort acteren, alleen dan met het zaallicht aan….

maandag 9 april 2012

Filosofie van het Trainen


April: maand van de Filosofie. We kunnen er niet om heen. De kranten en bladen staan bol van de artikelen over de Ziel, de vrije wil, de relatie tussen lichaam en geest etc. Filosofie is nog nooit zo populair geweest.
Maar hoe zit dat nu precies in onze branche? Ligt er filosofisch gedachtegoed ten grondslag aan het Trainersvak? En zo ja, wat dan? Waar is al dat trainen eigenlijk precies op gericht? Wat voor mensbeeld schuilt erachter? En welke aannames over ons leer- en ontwikkelvermogen worden daarbij gedaan?
Als ik om mij heen kijk zie ik minimaal zes verschillende varianten, die kort door de bocht neerkomen op de volgende statements (met enkele instrumenten als voorbeeld):

1. Iedereen beschikt over een diepliggende Kern, een Essentie of Ziel. Een soort zuivere, onbeschadigde versie van zichzelf. Een belangrijke doelstelling van trainen is om mensen weer in verbinding te brengen met die Kern. Om vanuit die authenticiteit het werkelijk aanwezige potentieel aan te boren en te benutten.
Zelfreflectie, Persoonlijke Ont-wikkeling.

2. We zijn ons brein. Daardoor zijn we in hoge mate gedetermineerd. Trainen draait om het ‘hercoderen’ van ons gedrag en/of onze emoties via ons brein, maar stuit daarbij ook op de fysiologische beperkingen die we met ons meedragen.
RET, NLP en recenter: PMA en Brein Management

3. In de eerste levensjaren ontwikkelt elk mens zich tot een bepaald ‘type’. Vroege ervaringen (met name traumatische) zetten een zwaar stempel op ons karakter. Een geaardheid die we de rest van ons leven met ons meedragen. Trainen is erop gericht om zicht te krijgen op de kenmerken, de neigingen, de valkuilen, de  mogelijkheden en onmogelijkheden van elk type.
Karakterstructuren, MBTI, Insights.

4. Elk mens is een ‘Black Box’, gestuurd door prikkels van buiten en reacties daarop (stimulus – respons). Middels gericht trainen en door middel van slim gekozen ‘straf en beloning’ is elk gedrag bij iedereen aan te leren.
Oefenen, oefenen, oefenen

5. Elk mens is boven alles onderdeel van sociale systemen. Wij worden gevormd door de interactie met de mensen om ons heen. Een belangrijk deel van ons sociale gedrag ligt verankerd in de evolutie (primaten-gedrag). En weerstand bieden als individu aan de druk die groepsprocessen met zich meebrengen blijkt bijzonder lastig. Trainen is erop gericht om deze processen inzichtelijk te maken en waar mogelijk te beïnvloeden.
Systemisch werken, groepsdynamica, omgaan met sexe-en cultuurverschillen.

6. Het Veld van sociale interactie is zelf ‘actor’ en beïnvloedt ons gedrag. Trainen gaat over het ruimte geven aan dit zich ontvouwende of ‘wetende’ Veld, over het wegnemen van ruis en verstoringen daarin en over het ‘luisteren’ naar wat het ons te zeggen heeft.
Familie- en organisatie-opstellingen. U-theory.

Zoals gezegd: kort door de bocht. En zonder direct waarde-oordeel. Het zijn allemaal min of meer verdedigbare opties, maar het scheelt een slok op een borrel of je vanuit de ene of de andere benadering werkt als trainer.
De kenners van de Modellenbingo zien door de opsomming heen natuurlijk meteen de volgende drie Assen schemeren:
  • Individu – Collectief
  • Kern (binnen) – Omgeving (Buiten)
  • Potentieel – Beperking
Een 3-dimensionele matrix waarin de gangbare trainingsmethodieken met een beetje fantasie goed te ‘plotten’ zijn. Altijd handig. En een mooi bruggetje naar een laatste (mijn favoriete) optie.

7. Mensen (en zeker hun hersenen) zijn altijd bezig met het ordenen van ervaringen. Met het begrijpelijk houden van hun eigen handelen. Met het schrijven en herschrijven van hun eigen geschiedenis. Een proces dat vraagt om voortdurende bijstelling Wij zijn het verhaal dat we over onszelf aan onszelf vertellen.
Vertellen en Luisteren. Schrijven en Lezen. (B.v. het schitterende boek ‘Alsof het voorbij is’ van Julian Barnes).

Ons eigen menselijke verhaal een beetje overzichtelijk maken. Voor onszelf en voor anderen. En dat proces steeds kritisch herhalen. Lijkt me een mooie doelstelling voor ons Trainersvak.

Filosofie gaat in de Kern over niets anders…

zondag 1 april 2012

Markt-Politiek?


De fascinerende vierdelige documentaire ‘Century of the Self’, waar ik eerder naar verwees, eindigt waarmee ze begint: met de fundamentele omslag van Burger naar Consument en de verregaande consequenties daarvan. Uiteindelijk is de vraag waarmee onze democratie het meest gediend is:

  • Partijen die voortdurend hun oor te luister leggen bij de kiezer en hun verkiezingsprogramma volledig afstemmen op diens wensen en verlangens.
  • Partijen die een eigen samenhangend beeld van de samenleving formuleren en vanuit die visie hun kiezers proberen te overtuigen.
In de eerste variant behandelt de politiek de kiezer als Consument en levert ze ‘slechts’ waar de ‘kiezersmarkt’ om vraagt. In de tweede variant spreekt de politiek de kiezer aan als Burger, als medeverantwoordelijke voor de inrichting van onze collectieve voorzieningen.

Adam Curtis ziet de Politiek steeds verder opschuiven naar het Consumenten-perspectief en laat de cynische conclusie dan ook zijn dat in dat geval de Politiek, de inrichting van de samenleving, beter kan worden overgelaten aan het bedrijfsleven. Dat is immers van oudsher veel beter in het bedienen van klanten en het onderzoeken van hun wensen.  
Nu ligt de balans tussen het belang van de individuele klant, het belang van een bedrijf en het collectieve, maatschappelijke belang natuurlijk genuanceerder. Er zijn immers bedrijven die heel klantgericht, zeer duurzame produkten leveren. Maar aan de andere kant leert de crisis ons ook dat iets vanzelfsprekends als ‘klantbelang’ geheel uit het oog kan worden verloren. Grofweg zijn de volgende varianten denkbaar:

  • Bedrijven die precies leveren wat klanten willen hebben, zonder zich zorgen te maken over de consequenties voor de maatschappij (b.v. goedkope kleding uit kinderarbeid, brandstof slurpende SUV’s).
  • Bedrijven die slechts leveren wat goed is voor het eigen bedrijf, en dat ‘vermommen’ als iets dat ze (tegen hun belang in) aan klanten kunnen verkopen (b.v. woekerpolissen, bewust ondoorzichtige telecom-abonnementen)
  • Bedrijven die leveren wat klanten willen hebben én wat duurzaam goed is voor de maatschappij als geheel (b.v. zonnepanelen, eerlijke chocola).

Bij die laatste variant lijkt iedereen winnaar en die ‘markt’ zou daarom met wat stimulerende maatregelen zo groot mogelijk gemaakt kunnen worden. Een markt waaraan je vervolgens de inrichting van onze samenleving gerust kunt overlaten. Ze is immers goed voor klanten, bedrijven en maatschappij. Of niet?

Waar het om draait is de situatie waarin er een ‘onschuldige’ vraag is van klanten, maar waarin het voldoen aan die vraag op termijn slecht is voor het collectief. Bijvoorbeeld het verstrekken van aflossingsvrije hypotheken, waarbij de individuele klant maximaal profiteert van belastingvoordeel, maar waarbij collectief een enorme schuld wordt opgebouwd. De situatie waarin je dus eigenlijk ‘nee’ zou moeten verkopen vanuit het argument dat als iedereen zou krijgen wat jij als klant vraagt, we uiteindelijk met z’n allen slechter af zijn.

Dat betekent dus niet leveren wat wel gevraagd wordt. Of vrijwillig afzien van een behoefte die je hebt als klant. Dat kun je van een bedrijf niet verwachten. En van een klant die zich altijd koning waant ook niet. Daar is wat anders voor nodig. Iets dat tegen de haren van de markt in durft te gaan en impopulaire maatregelen voor bedrijven en hun klanten probeert te voorzien van een collectief draagvlak. Dat vraagt om echte politiek, voor echte Burgers.

Echte politiek. Echte visie. Echte keuzes. Wie levert dat nog tegenwoordig? Misschien lukt het als we er wat vaker om gaan vragen…

zondag 25 maart 2012

Mesa Verde Certificering


Diederik Samsom gebruikt het. Claudia de Breij baseert haar laatste programma erop. En zelfs Hero Brinkman probeerde er punten mee te scoren.
Alledrie nemen ze het perspectief van hun (klein-)kinderen om er de keuzes van vandaag mee te onderbouwen. ‘Pap, jullie wisten in 2012 toch dat het zo niet door kon gaan met het milieu enzo? Wat heb jij toen gedaan?’ (zoon Samsom). ‘Oma, zat jij ook in het verzet tijdens de Hete Vrede?’(kleinkind de Breij). ‘Zeg, je had toch kunnen regelen dat ik ook nog PVV had kunnen stemmen?’ (kind Brinkman)

Los van de vraag waarvoor je het gebruikt en of het inzetten ervan altijd getuigt van goede smaak, is het een vaak gehanteerd perspectief. En terecht. Ook als je geen kinderen hebt? Zeker. Voor iedereen die een iets ruimere opvatting heeft over ethiek dan ‘na mij de zondvloed’ is het een relevante vraag of je de wereld beter of slechter achterlaat dan je hem aantrof. De virtuele ‘gewetensvragen’ die je eigen of andermans (klein-)kinderen je vanuit de toekomst kunnen stellen vormen een prima criterium voor de afwegingen van vandaag.

Op een vakantie in de VS werden we in Mesa Verde rondgeleid door een afstammeling van de oude lokale indianenbevolking. Deze gids vertelde een verhaal over de tradities, de gebruiken, de leefwereld van de voormalige bewoners van deze ‘klifdorpen’.
“Stel je een meisje voor dat opgroeit onder de vleugels van haar moeder: haar rolmodel en voorbeeld. Een meisje dat ook, in de tradities van de gemeenschap,  het nodige leert van haar grootmoeder (ambachten, tijdloze levenswijsheden etc), die dat op haar beurt weer van de generatie(s) voor haar heeft meegekregen.
Symbolisch staat ze zo als jonge vrouw in verbinding met de drie generaties boven haar, die ze met zich meedraagt aan haar linkerkant: Overgrootmoeder linkerhand, grootmoeder elleboog en moeder linkerschouder. De beslissingen die ze neemt, neemt ze met  respect naar de drie generaties voor haar. Maar dat niet alleen. Ze neemt ze ook met in achtneming van de drie generaties na haar. Zodat ze later haar (achter)kleinkinderen nog recht in de ogen kan kijken. Naarmate ze ouder wordt krijgt ze aan haar rechterkant haar kind, kleinkind en achterkleinkind in diezelfde verbinding erbij. Schouder, elleboog, hand. Het leven voltrekt zich door haar heen van links naar rechts.
De cirkel sluit zich omdat met haar ouder worden ook haar afhankelijkheid van de nieuwe generatie toeneemt. Waar zij zorgde voor haar kinderen, zorgen haar (achter)kleinkinderen weer voor haar.”

Een uitbreiding van hetzelfde principe. In dit verhaal krijgt verantwoordelijkheid een spanningsboog van zeven generaties. Zo zijn beslissingen geworteld in het verleden en in verbinding met de toekomst.
Natuurlijk: het is ook een mierzoete, Amerikaans aangezette beeldspraak. En natuurlijk zijn er gezinnen, families en gemeenschappen die bekrompen, beknellend en destructief zijn. Maar dwars door de sentimentele trekjes raakte het verhaal me toch.

En als het verder kijken dan je eigen generatie voor Diederik, Claudia en zelfs voor Hero een relevant perspectief is, dan zou het toch ook moeten kunnen gelden voor directies, raden van bestuur en commissarissen? Vergeet code Tabaksblat. Vergeet Basel 3 en andere uitbreidingen van de bevoegdheden van Toezichthouders. Vergeet aangescherpte wetgeving over bonusregelingen.
De introductie van de Mesa Verde certificering volstaat. Belangrijkste bijbehorende audit-instrument: een brief, geschreven aan zowel je (klein-)kinderen als je (over-)grootouders. Liefst handgeschreven….


zondag 18 maart 2012

Stupids en Muppets


Onlangs kreeg ik van een collega de tip om de documentaire ‘Centuryof the Self’ van Adam Curtis te bekijken. Een vierluik, waarvan het eerste deel me direct licht van slag bracht. Op intrigerende wijze wordt in beeld gebracht hoe Edward Bernays (Wie? Inderdaad: ik had er ook nog nooit van gehoord) in de jaren ’20 en ’30 in de VS de (op dat moment) kersverse inzichten van zijn oom Sigmund Freud inzet om een fundamentele omwenteling teweeg te brengen onder de bevolking. Grote woorden, maar het gaat dan ook om een geregisseerde omslag van Burger naar Consument. Gesteund door de regering werd een campagne ontwikkeld om de Amerikaanse bevolking aan te zetten tot een nieuw soort koopgedrag. Voorkomen moest worden dat de massaproductie, die met hulp van nieuwe technologie net goed op gang kwam wegens ‘verzadiging’ stil zou vallen. ‘Ze moeten niet langer kopen wat ze nodig hebben, maar we moeten ze juist verleiden om dingen te kopen die ze niet nodig hebben’. Kopen wat je niet echt nodig hebt, maar waarvan je slechts denkt dat het bezitten ervan je gelukkiger maakt, houdt immers het verlangen naar meer in leven. Sterker nog: het creëert een verslaving die tot in het oneindige de motor zou kunnen blijven van de productie-economie.
Een opmerkelijke passage is die waarin de dochter van Bernays aangeeft dat haar vader altijd sprak over de massa, het volk, als ‘Stupids’. Waarmee benadrukt werd dat niet het belang van de burger centraal stond, maar slechts de belangen van hen die van profiteerden van hun nieuwe rol als ‘domme’ consument.

Een paar dagen later kreeg ik van een andere collega een link naar de ingezonden brief die de Greg Smith schreef aan de NY Times over zijn vertrek bij Goldman Sachs. Het geeft een helder inzicht in de door-en-door rotte bedrijfscultuur, die daar op dit moment heerst. In de brief een passage over de manier waarop er in de top van GS over klanten wordt gesproken, in het bijzijn van jonge analisten:
‘You don’t have to be a rocket scientist to figure out that the junior analyst sitting quietly in the corner of the room hearing about “muppets,” “ripping eyeballs out” and “getting paid” doesn’t exactly turn into a model citizen.

Burgers als Stupids en klanten als Muppets. Maar goed, we hebben het natuurlijk over de VS….  
Veel banken in ons land zijn onder invloed van de crisis in de branche (en al dan niet onder druk van de toezichthouder) interne projecten gestart om de Klant weer centraal te stellen. De bedrijfscultuur is er ongetwijfeld minder rot dan in de top van GS (toch?), maar het is met terugwerkende kracht een bewijs van het feit dat ook bij ons dat pure klantbelang volledig uit het oog was verloren. Alles moet daarom nu in het werk gesteld worden om het consumentenvertrouwen terug te winnen.  

Na het bekijken van Century of the Self vraag ik me af of dat wel voldoende is. De consument is één, maar de burger is dus nog wat anders. Als de financiële sector de maatschappelijke functie weer serieus neemt die ze ooit had (en o.a. het Sustainable Finance Lab pleit daar vurig voor), gaat het er juist om verder te kijken dan het individuele klantbelang en is het haar taak om een duurzame bijdrage te leveren aan de samenleving als geheel.

De weg van Burger naar Consument, die gepaard ging met het ontspoorde oordeel over hen als Stupids en Muppets loopt dood in de huidige crisis. De vraag is of we hem ooit weer de andere kant op kunnen bewandelen….

donderdag 8 maart 2012

‘Authenticiteit is nep’


Dat was de titel van een interview met filosoof Maarten Doorman in de Volkskrant. Hij schreef een mooi compact boekje over de invloed van Rousseau (1712-1778) op onze hang naar Echtheid, Puurheid en Oorspronkelijkheid. Een boodschap van eeuwen geleden die meer dan ooit tevoren nagalmt in onze huidige tijd.
Vooral in het bekende ‘Emile ou de l’éducation’, beschrijft Rousseau de ideale opvoeding waarin het authentieke kind zolang mogelijk wordt beschermd tegen de kwalijke invloed van de maatschappij en zoveel mogelijk zelfstandig de wereld ontdekt. Daarbij zichzelf op een natuurlijke manier ontwikkelend.

Dat idee van een te koesteren oorspronkelijkheid en van zelfontdekkend leren is 1 op 1 terug te vinden in veel moderne onderwijsvarianten, maar zeker ook in ons vak. Met als trefwoord ‘Authentiek Leiderschap’ google je moeiteloos een flinke boekenplank managementliteratuur bij elkaar. Als het gaat om leiderschap hechten we, meer dan aan inhoud, aan de geloofwaardigheid van de boodschap. Charisma, natuurlijke overtuigingskracht: mensen die Echt zijn (of ‘Echt-Echt’ zou Paulien Cornelisse zeggen) hebben meer impact.
Doorman betoogt dat die nadruk op authenticiteit slechts het tegendeel in de hand werkt. De norm ‘Wees Authentiek’ is in zichzelf immers paradoxaal. De opdracht vervullen is hem tevens ontkennen. Wat overblijft is een voortschrijdende trend om authentiek over te komen, om oorspronkelijkheid uit te stralen, om uniciteit te spelen. Een medium als Facebook versterkt die behoefte om jezelf te uiten als unieke persoonlijkheid. ‘En het is hard werken, want wat lijken al die unieke uitingen van bijzondere ikken op elkaar’. Ook in de politiek wordt achter de schermen door mediatrainers en spindoctors keihard gewerkt aan politici die ‘naturel en authentiek overkomen’. Doorman: ‘de mateloze behoefte aan authenticiteit produceert een wereld van kunstmatigheid, vol berekenend vertoon van eerlijkheid, spontaniteit en natuurlijk gedrag dat het vertrouwen in de politiek alleen maar verder ondergraaft’.

Geen vrolijke boodschap. Stoppen dus maar met alle leiderschapstrainingen op dat gebied? We willen toch niet op ons geweten hebben dat we het tegendeel veroorzaken van waar we naar op zoek waren?
Maar de conclusie van Doorman is uiteindelijk hoopvol. In plaats van het enkel cynisch afserveren van authenticiteit als onmogelijkheid, zoekt hij naar een alternatief voor de Rousseau-variant ervan. Hij komt uit bij Charles Taylor, die in plaats van het individu juist de verbinding met anderen centraal stelt.
‘Je leeft niet authentiek door alleen op iets diep in jezelf terug te vallen, maar juist door je te verhouden tot anderen en de tradities waaruit je voortkomt. Die maken het mogelijk dat je de beperking van het ik overstijgt en authentiek kunt leven’. Doorman voegt daar nog een pleidooi voor het streven naar ‘kwaliteit’ in brede zin aan toe.

Dat lijkt me mutatis mutandis een mooie opdracht voor de moderne leider. Gedragen door de wordingsgeschiedenis van de organisatie en in verbinding met alle betrokkenen boven je eigen ego uitstijgen, ten dienste van een hogere kwaliteit van het geheel.
Lijkt me ook geen slecht advies aan de gemiddelde trainer trouwens. Komt het misschien toch nog goed met onze branche…