vrijdag 1 juli 2016

Zorg en Onderwijs als B.V


Wanneer de ‘B.V.-visie’ wordt losgelaten op sectoren als de Zorg en het Onderwijs heeft dat verregaande consequenties. Opeens is er een ‘zorgmarkt’ en een ‘onderwijsmarkt’, waarin ziekenhuizen, huisartsen, scholen en universiteiten opereren als concurrerende bedrijven. Van collectieve, maatschappelijke instellingen ‘van ons allemaal’, worden het leveranciers van ‘zorg- en onderwijsprodukten’. Een ruim en integraal begrip als ‘Goede Zorg’ wordt opgeknipt, in brokjes gehakt, telbaar gemaakt en per partje financieel uitgedrukt. Er zijn ‘afnemers’ van deze produkten: Klanten. En ook de resultaten worden opnieuw gedefinieerd in individuele telbare eenheden. Onderwijs geven wordt gelijkgesteld aan het ‘afleveren van uitstromers met diploma’.
Terwijl iedere eerstejaars bedrijfskunde je  kan uitleggen dat een integrale dienst verlenen iets essentieel anders is dan een product fabriceren. Een dienst ontstaat per definitie in het moment zelf, in de wisselwerking tussen de dienstverlener en de ontvanger. Geen transactie, maar interactie. Telkens weer. Een product kun je los van de afnemer realiseren, op voorraad houden en op een later tijdstip uitleveren. Een dienst impliceert contact, uitwisseling, wederzijdse betrokkenheid.

Zorg en onderwijs reduceren tot een produkt heeft een verwoestend effect. Het ontkent de wisselwerking en reduceert de afnemers tot individuele klanten, die ‘het beste produkt’ willen voor zichzelf of voor hun kinderen. Het holt het natuurlijk gezag uit van de arts, de leerkracht, omdat de Klant zich Koning voelt en ook als zodanig behandeld wil worden. Het jaagt een ongezonde concurrentie aan tussen scholen en ziekenhuizen, waardoor de onderlinge samenwerking eerder belemmerd dan gestimuleerd wordt. En waardoor er steeds grotere marketingbudgetten worden gespendeerd aan ‘reclame’ voor het eigen produkt en het benadrukken van het onderscheid met de ‘concurrent’. Het leidt tot de aanbeveling (Sander Dekker) aan nieuwe startende scholen om eerst ‘marktonderzoek’ te doen naar de behoefte onder de ouders. Alsof het niet in de eerste plaats gaat om het inrichten van fatsoenlijk en kwalitatief goed onderwijs.

Het merkwaardigste effect is de impuls tot Groei die er vanuit gaat. In een markt wil elke speler immers zo veel mogelijk marktaandeel en wil de sector als geheel natuurlijk groter worden. Het geven van groei-prikkels verdraagt zich slecht met de krappe budgetten voor onderwijs en de bijna permanente paniek over de snelgroeiende zorgkosten. Marktwerking leidt tot typische ondernemer-ambities als expansie, groei, overname en winstmaximalisatie. Het trekt dito bestuurders aan. De totale sector dreigt ten onder te gaan aan ongecoördineerde wildgroei en aan een onoverzichtelijk geheel aan nieuwe toetreders. De kwantiteit van bijvoorbeeld het aantal te kiezen studies neemt toe. De kwaliteit staat steeds vaker ter discussie.

Alle natuurlijk aanwezige vormen van onderlinge, vakgedreven verbondenheid, samenwerking en solidariteit in deze sectoren worden vervangen door onderlinge concurrentie, rankings, profileringsdrang en individueel rendementsdenken. Een rare omkering van zaken. Want stel dat je alle aandacht zou richten op het hebben en houden van goeie professionals in het onderwijs en de zorg, die optimaal ondersteund worden in het uitoefenen van hun vak… Hoe groot is dan de kans dat ‘de Klant’ geen goeie dienstverlening zou krijgen?

Het vervangen van vakmanschap als dominante focus in deze sectoren door ondernemerschap levert een keten aan ongewenste bij-effecten op, die ook nog eens  buitengewoon lastig zijn terug te draaien. Eenmaal in de fuik van het marktdenken gezwommen, kom je er zomaar niet uit. Zeker niet als enige, tegen de stroom in. Het is meezwemmen, of verzuipen. De hoeveelheid klachten, de onomwonden frustratie van professionals die het uitoefenen van hun vak gereduceerd zien tot ‘produktie leveren’  ten spijt: ze krijgen het tij nauwelijks meer gekeerd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten